1. De lidstaten zorgen ervoor dat de overeenkomstig sectorale regelgeving aangewezen bevoegde autoriteiten, met name de sectorale regelgeving bedoeld in artikel 6, lid 3 van deze verordening en overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU, ook toezien op de naleving door financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs van de bij deze verordening opgelegde vereisten. De bevoegde autoriteiten beschikken over alle toezichts- en onderzoeksbevoegdheden die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun functies in het kader van deze verordening.
2. Voor de toepassing van deze verordening werken de bevoegde autoriteiten samen en verstrekken ze elkaar zonder onnodige vertraging de informatie die voor het uitvoeren van hun taken in het kader van deze verordening relevant is.